Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

SDG 13: Klimaatactie

De pagina ververst bij het selecteren van een onderwerp.

Sla artikel navigatie over.

In gesprek met... Hans Blonk, directeur Blonk Consultants

Tijdens de eenentwintigste klimaatconferentie (COP21) van de Verenigde Naties in Parijs, eind 2015, bereikten de bijna 200 deelnemende landen overeenstemming over een bindend klimaatakkoord. Daarmee moet de uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2, worden teruggedrongen en de opwarming van de aarde worden beperkt tot maximaal 2 graden, met 1,5 graad als streefwaarde. De afspraken uit het VN-Klimaatakkoord van Parijs gingen in 2020 in. Alhoewel de eerste verantwoordelijkheid lijkt te liggen bij de landen, is het bedrijfsleven in Europa druk aan de slag gegaan om adequaat invulling te kunnen geven aan de afspraken, zo ook de VanDrie Group. In 2021 is het bedrijf gestart met het nog beter in kaart brengen van de milieueffecten van haar bedrijfsactiviteiten op basis van een zogenaamde Life Cycle Analysis (LCA). Daarnaast wil het bedrijf grip krijgen op haar Organisational Environmental Footprint (OEF), waarbij de milieu-impact van het hele bedrijf wordt berekend. Ze heeft daarbij de hulp ingeroepen van Blonk Consultants die zich hier in specialiseert. Directeur Hans Blonk ziet dat het belang van ‘footprinting’ de laatste jaren sterk groeit en door standaardisering van de data bedrijven geholpen worden hun milieu-impact te verkleinen - een kort gesprek.

Met het berekenen van je duurzaamheidspositie komt techniek om de hoek kijken. Kun je uitleggen wat een Life Cycle Analysis (LCA) is?

‘Met een LCA bereken je de invloed van het maken van producten of leveren van diensten op het milieu. Het gaat om de hele levenscyclus, dus van de winning van grondstoffen via productie en (her)gebruik tot en met afvalverwerking. Een LCA zet al die impacts van al die schakels in de keten dus op een rij en telt die op. Een berekening van ‘de wieg tot het graf’.’ 

Hoe ziet een LCA er voor de VanDrie Group uit?

‘We zijn voor de VanDrie Group gestart met het opstellen van de systematiek voor de productie van kalfsvlees en van kalfsvellen. Als we naar kalfsvlees kijken dan begint de LCA bij de kalverhouder. Die voedert de dieren, zet productiekapitalen in, gebruikt energie en water, noem maar op. Vervolgens vindt transport van het kalf naar de vleesverwerkende bedrijven plaats. Daar werken mensen, wordt energie verbruikt, schoonmaakmiddelen ingezet, verpakkingsmaterialen gebruikt, kortom alles wat nodig is voor het productieproces. Uiteindelijk rolt een stukje verpakt kalfsvlees van de band. Of in het geval van kalfsvellen gaat een vel naar de leerlooier. Van al deze schakels en activiteiten bereken we de milieueffecten. Dan heb je een overzicht van de footprint van een product op het punt van verkoop, of opslag in de koeling.’

Maar je kunt met een LCA ook nog een stapje verder kijken en de berekening doortrekken totdat het kalfsvlees op je bord ligt. Dan moet je ook de retail meenemen en wat er bij de consument gebeurt, voor en tijdens de bereiding. En bij kalfsvellen kijk je naar de verwerking bij leerverwerkers, voor schoenen, kleding en tal van andere toepassingen.’

Welke berekeningsmethodieken gebruiken jullie?

Hans Blonk

‘We hanteren de wetenschappelijk geaccepteerde methodieken van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties en de Product Environmental Footprint (PEF) van de Europese Commissie. Bij de LCA voor de VanDrie Group zetten we op een rij welke gassen bij de productie van kalfsvlees vrijkomen en hun relatieve bijdrage aan het broeikaseffect. Denk daarbij vooral aan methaan, CO2 en lachgas. Vervolgens berekenen we hoe lang een gas in de lucht blijft bestaan. Dat noemen we ‘radiative forcing’, een complexe methode voor het bepalen van afbraakeffecten. Na deze twee stappen, dus de broeikasgaswerking van een gas en de afbraak, bepalen we hoeveel keer een gas meetelt. Een soortgelijke methode passen we vervolgens ook toe om andere milieueffecten vast te stellen.

Voor vermesting tellen we bijvoorbeeld fosfaat-, ammoniak- en nitraatemissies mee. Hierna kunnen we nog waarden toe kennen op basis van externe factoren. Zoals waar de uitstoot plaatsvindt. Is dat in de stad of bijvoorbeeld naast een natuurgebied? Deze laatste stap wordt uitgevoerd in aanvullend onderzoek.’

De VanDrie Group wil de klimaatimpact van de organisatie inzichtelijk maken. Hoe werkt dit?

‘We ondersteunen de VanDrie Group bij het berekenen van hun Organisational Environmental Footprint (OEF) en kijken daarbij naar al hun bedrijfsactiviteiten. Daarbij maken we onderscheid in drie scopes of toepassingsgebieden. Scope 1 is de eigen bedrijfsactiviteit en brengt de impact van de directe CO2-uitstoot, veroorzaakt door eigen bronnen binnen de organisatie in kaart. Bij scope 2 kijk je al verder; je berekent dan ook het indirecte effect van elektriciteitsgebruik en warmteproductie. Scope 3 brengt de impact van activiteiten in kaart die geen eigendom zijn van VanDrie Group en die ook niet worden beheerd door de organisatie. Bij scope 3 helpen we de VanDrie Group om voor zover mogelijk de milieu-impact van hun leveranciers te berekenen. Die vraagt de VanDrie Group zelf bij haar leveranciers op. Wij leveren referentiewaarden over productie vanuit onze databases en literatuur.’

Waarom is het voor de VanDrie Group van belang haar impact inzichtelijk te maken?

‘De VanDrie Group is zeer kwaliteitsgericht en intrinsiek gemotiveerd haar milieu-impact te verkleinen. Door de verzamelde data krijgt zij inzicht hoe ze als bedrijf presteert en waar verder kan worden verbeterd. Ze kan haar eigen medewerkers en haar stakeholders haar relevantie tonen. Bovendien ontstaat er ook een marktvraag. Klanten willen in toenemende mate voor het tonen van hun eigen prestaties weten wat de footprint is van de door hen te verwerken en te verkopen producten. Er kloppen overigens steeds meer supermarkten bij Blonk aan de deur om dit in te regelen in hun supply chain. Het gaat allemaal om het organiseren van informatie, om transparant te kunnen zijn.

De VanDrie Group is zeer kwaliteitsgericht en intrinsiek gemotiveerd haar milieu-impact te verkleinen. Door de verzamelde data krijgt zij inzicht hoe ze als bedrijf presteert en waar verder kan worden verbeterd. 

Hans Blonk

En je hebt de maatschappelijke vraag op een hoger systeemniveau. Is de kalverhouderij qua milieufootprint nou slim bezig? Daar kan ik helder over zijn, die is best slim. De melkveehouderij heeft een overschot aan kalveren. Door de dieren op te fokken vermijd je een deel van de rundvleesproductie die milieutechnisch intensiever is. Dus zolang mensen zuivel blijven consumeren, is de kalverhouderij een goede schakel in het agroproductiesysteem.’

Welke uitdagingen ondervinden bedrijven bij hun berekeningen?

‘Datgene wat je niet weet, en dat is met name de informatie buiten je eigen invloedssfeer. Dat is wél noodzakelijk om een footprint compleet te maken. Dat zit voor de kalversector vooral bij de voedergrondstoffen. Gelukkig komt steeds meer informatie voorhanden en dat verbetert in de toekomst steeds meer. Opgave is om toe te gaan werken naar een integraal dashboard als onderdeel van de jaarlijkse rapportagecyclus, zodat de VanDrie Group in alle vestigingen en voor al haar bedrijfsactiviteiten de footprint kan vaststellen en managen.’